Het kleinste kamertje van het huis, een plek waar je je even terug kan trekken. Een plek waar niks en niemand je stoort, tenzij je behoort tot de 64% van de Nederlanders die zijn smartphone gebruikt op de wc. Privacy op de plee, hoe ging dat bij de VOC?
Naar de wc op zee
Het is het einde van de 16e eeuw als Nederlanders het ruime sop kiezen naar Azië. De schepen die richting de Oost voeren -Oost-Indiëvaarders- waren rond de 40 meter lang en telden tussen de drie- en vierhonderd bemanningsleden. Hoe zorgde je tussen al die mensen voor een schone bibs als je je kont niet kon keren?
Wellicht tegen je verwachtingen in was er aan boord van VOC-schepen iets dat wel degelijk op een wc leek. Een afgeschermd stukje achterin het schip dat het overgrote deel van de bemanning nooit zou zien. Dit deel van het schip was alleen bestemd voor hogergeplaatste bemanningsleden aan boord zoals de kapitein, stuurlieden en belangrijke passagiers. Er was gemiddeld zo'n tien man die gebruik mocht maken van deze luxe. Het toilet bevond zich in de zijgalerij van de spiegel, oftewel de achterkant van het schip.
[Foto] Het aanzicht van de spiegel van het VOC-schip. Deze opbouw bevindt zich op de achtersteven van het schip. De zwarte vakken omlijnen de plek waar het toilet zit.
Vanuit binnen gezien was er een houten bankje in een apart hokje gemaakt dat diende als zitgedeelte, van waaruit de ontlasting direct naar buiten viel. Omdat de zijgalerij iets overhangt en de achterkant schuin naar beneden loopt, viel de ontlasting direct in zee en bleef het niet kleven aan het schip. Een hygiënische oplossing!
Voor en achter de mast
Je kon met een eenvoudige vuistregel een tweedeling maken tussen de bemanningsleden met privileges en de lager geplaatste bemanningsleden. Iedereen achter de grote mast van het schip, kende luxe en iedereen die vóór de mast leefde in de richting van de boeg, leefde in veel slechtere omstandigheden. Achter de mast hadden mensen vaak hun eigen vertrek met een bed.
Dat bed moest weliswaar gedeeld worden, maar het was er wel. In tegenstelling tot de ruimte voor de mast die geen enkele afscherming kende en al helemaal geen bedden of toiletten. Er hingen wel hangmatten die gedeeld konden worden, maar veel minder dan de bemanning koppen telde. Privacy bestond er opzettelijk niet. Plekken waar de bemanning zich kon afzonderen waren broedplekken voor muiterij, iets wat het einde van een behouden vaart kon betekenen. ‘Voor de mast’ was er geen toilet. Iedereen die wel eens op zee is geweest met een kleiner scheepje weet overigens ook waarom het gedeelte voor de mast voor ‘de plemp’ bedoeld was: deze plek is meer onderhevig aan deining, daar waar de achtersteven rustiger op het water ligt als het stormt.
Laat maar lopen
Als er voor de mast geen toilet was, waar liet men de boel dan stromen? Op het uiterste stukje van de romp van het schip stak een stukje dek uit. Een gevaarlijk open stuk van het schip waar de kans om overboord te vallen behoorlijk groot was. Daar was een cirkel gemaakt in het dek waar men simpelweg op neer kon hurken. De ‘hoop’ valt niet in zee, maar belandt direct onder het zitvlak.
Een lang touw van hennep met aan het uiteinde een dikke knoop hing daar standaard overboord in het zoute zeewater. Met die knoedel maakte je op de voorkant van het schip, je achterkant schoon. Het onbewezen verhaal is dat dit touw met knoedel het ‘allemansend' werd genoemd. Met een flinke wind en snelheid klotste dat touw (en de boeg zelf) wel redelijk ‘schoon’ in het water. Maar met windstilte werd het aardig aannemelijk dat je de achterblijfselen van je voorganger terug zou zien aan dat stuk touw. Eerlijk zullen we alles delen, nietwaar?
Auteur: Marleen Manneke