Amsterdam groeide vanaf de 15e eeuw als kool. De zeevaart bracht mensen vanuit de hele wereld naar de stad aan het IJ en deze gasten bleven vaak maar tijdelijk. De zeelieden stapten met hun gage (beloning) van boord in de haven die grensde aan de Zeedijk. Deze beroemde en beruchte buurt bracht het vertier dat de mannen na maanden zeelucht zochten.
Donkere steegjes
De stad ontstond rondom de haven. Die was dan ook het centrum van de handel. Met de boegspriet kon je de bedrijvigheid aanwijzen: recht tegenover de aangemeerde schepen vestigden zich kruideniers, scheepswinkels en touwslagers. Na de eerste kade, wal of kaai rondom de haven, kwamen de ‘achterafstraatjes’, waar bordelen, logementen en kroegen zich vestigden. ‘Aanmeren aan de tap’ kon prima in Mokum en het net verdiende geld kon direct besteed worden. Dat klinkt al aardig als de Wallenbuurt die we nu kennen, toch? Die werd in de volksmond al snel de hoerenbuurt genoemd. Het woord prostituee raakte pas in de 19e eeuw in zwang.
Een lesje Amsterdams
Om er wat nautische taal tegenaan te gooien: de overheid vond alle ‘vleseleijke conversaties’ al snel de spuigaten uitlopen*. Al in 1478 probeerde Amsterdam de losgeslagen dames van vertier in het gareel te krijgen met vaste locaties en bikkers, een Amsterdamse uitdrukking voor souteneurs. Juist: pooiers dus. De Pijlsteeg en de Halsteeg (die nu de Damstraat heet) werden toegewezen als ‘praktiserende ruimte’. De eerste hoerenbuurt lag daarmee dichter bij de Dam dan bij de huidige Wallen. In de zogenoemde peeskamers, in specifiek aangewezen straten, mochten de mannen deze dames alles vragen waar ze maanden op zee naar hadden verlangd. Meisjes die buiten deze stegen op heterdaad werden betrapt kregen een ‘ereplekje’ op een kar en werden door de straten gereden terwijl de omstanders hen voor rotte vis uitmaakten. En hun klanten? Die werden met rust gelaten.
Vernuftig ondernemerschap
Amsterdam staat bekend om zijn ondernemende karakter, net als de prostituee uit die tijd. Je kon niet gaan zitten wachten tot de zeeman aan je rok trok. Acquisitie was noodzakelijk. Om de concurrentie voor te zijn, roeiden de dames de zeelieden tegemoet op het moment dat de schepen de haven in kwamen varen. Zingen, knipogen en volle flessen onder de rok laten zien; alles werd in de strijd gegooid om de mannen gul te onthalen. En vaak werden zij met een extraatje terug het schip op gestuurd: syfilis, gonorroe en chlamydia vermenigvuldigden zich net zo snel als de ratten in de donkere steegjes van de hoerenbuurt. Voor deze mannen kwam het te laat, maar in de 19e eeuw vond het bordeel Maison Weinthal een oplossing voor deze vervelende seksueel overdraagbare aandoeningen. Het bood maagden aan! Een meisje moest haar naakte lichaam tonen op een vooraf afgesproken plek waar de geïnteresseerde mannen haar konden keuren. De hoogste bieder mocht de nacht met haar doorbrengen.
Abonnement op seks
Uit verhalen blijkt dat de dames niet alleen over acquisitieskills moesten beschikken, ook het opbouwen van een relatie met de klant was belangrijk. Zo werd er een ‘abonnement’ ontwikkeld, een variant op de basisdienst. Een zeeman wist bijvoorbeeld dat zijn schip pas over vier weken weer uit zou varen en dat hij de nodige tijd aan wal zou vertoeven. De dame wilde die buit maar al te graag binnenhalen en sprak met de matroos een vast bedrag af, dat vooraf werd betaald. De jongen mocht dan een maand lang de dame van lichte zeden bezoeken. Als de maand voorbij was, hielden de diensten op. Toch een gek idee dat telecombedrijven pas onlangs hebben bedacht dat klanten onbeperkt willen bellen zonder zich zorgen te maken over oplopende kosten. En wat kostte zo’n onbeperkt abonnement? Zo’n drie joeten, een Amsterdams woord voor een tientje.
Opgehangen voor een stuiver
Als al het geld op was en het schip in verband met een ongunstige wind toch niet uitvoer, dan was de zeeman zonder duiten aangewezen op een simpele slaapplek. Niet alleen zonder vrouwelijk schoon, maar ook zonder bed. De meest onfortuinlijke matrozen sliepen dan voor een stuiver per nacht ‘in de touwen’. Je kunt het je bijna niet voorstellen, maar zie een balk voor je met een hangend touw eronder. Je vouwde je bovenlijf over het touw en hing met hoofd en armen voorover naar beneden. Tot in de 19e eeuw waren dit reguliere slaapplekken voor mannen die geen geld meer hadden of te diep in het glaasje hadden gekeken. Er was zelfs een wekdienst, voor de zielenpoten die het daadwerkelijk acht uur hadden volgehouden. Ach, aan boord was men gewend om af te zien.
Als pleister op de wonde waren er op de schepen wel veel erotische verwijzingen te vinden. Echte scheep sier in de vorm van grote ornamenten op het dek of in het want kwam pas in de 19e eeuw opzetten, maar toen was het zeker niet vreemd om busten te maken van vrouwen met grote, blote borsten. De man moest op die manier de moed erin zien te houden: aan de wal zou het vrouwmens weer op hem wachten. En of dat nou zijn eigen vrouw was of een andere maakte na 10 maanden op zee misschien niet zo veel meer uit …
*De uitdrukking ‘Het loopt de spuigaten uit’ komt uit de zeevaart. Op schepen heb je gaten in de voetreling van het dek. Deze kleine gaten voeren water af dat over het dek slaat bij zwaar weer. Als het de spuigaten uitloopt, waait het hard, is de zee wild en staat het water op het dek. Kortom: iets loopt uit de hand of het is te veel van het goede.
Auteur: Marleen Manneke
Bron: De Stad Amsterdam – Zeemansstad: schepen, zeelui, kooplieden en lichte zeden. Arne Zuidhoek