/>

Mooi he? Die bevroren sloten in de polder, de waggelende gansjes op het ijs en die eerste schaatser op een compleet leeg meer. Als de winter zich van zijn koudste kant laat zien, vormt dat plaatjes waar menig Hollander weemoed van krijgt. “Vroeger was er élke winter een pak ijs, toch?” Over vroeger gesproken: voor zeevaarders in de 17e, 18e of 19e eeuw was een periode van koude een reden voor kopzorgen.

De zeilvaart had goede redenen om ver weg te blijven van beide poolcirkels. Temperaturen beneden het vriespunt veranderden de werkomgeving van de zeilende zeeman in een totaal andere en levensgevaarlijke wereld. Het zag er prachtig uit zo’n besneeuwd zeilschip, maar de loodzware vracht van ophopende sneeuw en ijsafzetting kon de tuigage en zeilen zodanig belasten dat ze konden bezwijken. De katoenen zeilen waren in bevroren toestand onhandelbaar en bovendien bestond het risico van het breken van het materiaal. Op het moment dat zelfs het zoute water van de zee ging bevriezen, was het voor een houten zeilschip het verstandigst om rechtsomkeert te maken.

De ‘Willem Barents’ aan het ijs geankerd (tijdens de derde expeditie naar de Noordelijke IJszee), gouache door Louis Apol, 1880. Collectie Het Scheepvaartmuseum.

Afbrekend landijs

Het zogenoemde zeeijs vormt zich in het ondieper en rustiger water langs de kust. Zolang het ijs vastgehecht blijft aan het land is er niet veel aan de hand, hoewel sommige havens daardoor ’s winters onbereikbaar zijn omdat ze volledig dichtvriezen, zoals Archangelsk aan de Russische Witte Zee. Hier wordt het zeeijs zo dik dat zelfs moderne ijsbrekers er niet doorheen kunnen komen. Door de deining van het water breken van de randen stukken af, en ijsschotsen van allerlei formaten drijven de zee op. Samengedreven vormen deze brokken uitgestrekte eilanden van pakijs, die op de stroming van de arctische en antarctische wateren enorme afstanden afleggen. Hierbij sluit zich ijs aan dat vanuit het land in zee schuift en ijsbergen, met een hoogte tot soms wel vijftig meter, die ontstaan door afbrekende gletsjers.

Als het kompas van slag is

Het navigeren langs pakijs en ijsbergen was (en is) buitengewoon ingewikkeld en noodgedwongen meer gericht op de veilige positie van het schip dan op een juiste geografische koers. Onder invloed van veranderingen in het magnetische veld aan de polen worden kompassen bovendien onbetrouwbaar. Ook bij het visueel navigeren kan verwarring optreden door het verschijnsel ‘ijsblink’, de verstrooiing van het licht dat weerkaatst wordt door een uitgestrekt ijsveld. Een ijseiland van pakijs kan de verraderlijke vorm aannemen van een V of van een hoefijzer, met een baai waarin een beperkt wendbaar vierkant getuigd zeilschip onherroepelijk vastloopt. In 1860 werd melding gemaakt van een enorm L-vormig ijseiland in het gebied langs Kaap Hoorn, dat afkomstig was uit de zuidelijke poolzee. De ene arm had een lengte van circa 30 mijl en de andere van circa 50 mijl. Meerdere schepen zijn op noodlottige wijze in deze ijselijke omhelzing verdwenen. Als zo’n drijvend eiland in zicht kwam op een afstand van één of anderhalve mijl, was omzeilen niet altijd meer mogelijk. Soms liep een schip ook vast terwijl het tussen twee ijsmassa’s door probeerde te varen. Onder water bleken deze stukken dan toch verbonden te zijn, onzichtbaar voor de uitkijk aan dek.

De ‘Willem Barents’ in een sneeuwbui (tijdens de derde expeditie naar de Noordelijke IJszee), gouache door Louis Apol, 1880. Collectie Het Scheepvaartmuseum.

Gekleed te kooi

Zeker tijdens de nachtelijke uren of in weersomstandigheden met mist, was het varen door pakijs bijzonder spannend. Als het donker werd nam men voorzorgsmaatregelen door alle ijsbergen vooruit visueel te peilen en te schatten wat de afstand was tot het schip. Met die gegevens werd de koers uitgezet door vrij water. Als de nacht viel werd zeil geminderd. Net genoeg om het schip varend en bestuurbaar te houden zodat nog steeds snel gemanoeuvreerd kon worden, mocht er plotseling een ijsberg opdoemen. De bemanning werd ingezet op een dubbele uitkijk en de sloepen werden zonder afdekking en met extra proviand gebruiksklaar gehouden. De vrije wacht ging geheel gekleed de kooi in, elk moment gereed om in de letterlijke betekenis van de uitdrukking ijs en weder te dienen.

Auteur: Cécile Bosman