De tentoonstelling Republiek aan Zee vertelt hoe water de geschiedenis van Nederland heeft bepaald. Het is verrassend hoe op het eerste gezicht afzonderlijke gebeurtenissen en ontwikkelingen in de politiek of economie door het water nauw met elkaar worden verbonden.
Nederland stond aanvankelijk bekend als de Lage Landen. In de ogen van buitenstaanders leek het alsof het land er in de zee oploste. Water was overal en dat resulteerde in overstromingen, maar creërde ook kansen voor visserij en handel. Dat komt fraai tot uitdrukking in het schilderij Schepen op een Hollandse rede van Adam Willaerts uit 1627 waarmee de tentoonstelling opent. Het is een drukte van belang op het strand: er wordt vis verkocht, mensen maken een wandeling, twee heren rijden te paard en een sloep brengt passagiers naar een schip. Aan de horizon passeren verschillende koopvaarders. Daaronder ook twee galeien die met de Middellandse Zee worden geassocieerd, waarmee Willaerts het internationale karakter van de scheepvaart onderstreept.
zeven verenigde nederlanden
In de zestiende eeuw nam de welvaart door handel en scheepvaart sterk toe en die rijkdom stapelde zich op in de steden. Tegelijk verspreidde het protestantisme zich vanuit Duitsland in het noorden van Europa. Het nieuwe geloof vond veel navolging onder handelaren en schippers. De Lage Landen werden op dat moment geregeerd door een katholieke koning in het verre Spanje. Om greep te houden op zijn wereldrijk dat verder bestond uit Spanje, Portugal, delen van Italië, Zuid-Amerika en de Philipijnen. Om dit enorme rijk onder controle te houden, streefde koning Filips II naar centralisatie.
De Lage Landen waren alles behalve een politieke eenheid; het dagelijks bestuur werd overgelaten aan graven, hertogen of prinsen. De maatregelen die Filips II nam op het gebied van bestuur, belasting en godsdienst bedreigden de privileges en vrijheden van de welvarende, zelfstandige inwoners. In 1568 kwamen zij in opstand tegen hun koning. Zo ontstond de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Deze nieuwe staat, of eigenlijk een verbond van mini-staatjes, was gegrondvest op handel en scheepvaart: een republiek aan zee.
oorlog op het water
De watergeuzen vormden het vroege, gewapende verzet tegen het bestuur van de Spaanse koning in de Lage Landen. Vanuit Engelse havens vielen zij Spaanse schepen op de Noordzee aan en speelden bijvoorbeeld een belangrijke rol bij de verovering van Den Briel en het ontzet van Leiden. Ze werden daarbij openlijk gesteund door de Engelse koningin Elizabeth. Om aan deze ongewenste inmenging een einde te maken stuurde Filips II in 1588 een ‘onoverwinnelijke’ vloot uit Spanje naar Engeland. De Spaanse Armada werd echter in het Kanaal verslagen, wat er van restte verging in stormen bij Schotland en Ierland. De overwinning droeg in Engeland bij aan de mythevorming over de eigen vloot als houten beschermingswal en de zee als slotgracht, maar via de watergeuzen is er ook een duidelijke Nederlandse dimensie.
De strijd verlegde zich in de zeventiende eeuw van de Republiek naar de overzeese bezittingen van Spanje en diens bondgenoot Portugal. De Republiek wilde de vijand economisch treffen door schepen te kapen en handelsposten te veroveren. De oorlogsvoering werd uitbesteed aan bedrijven: de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) en de West-Indische Compagnie (WIC). Aandeelhouders investeerden hun geld in de compagnieën om oorlog te voeren. Als die de vijand ergens verslagen en verjaagd hadden, gingen ze zelf handel drijven met de lokale bevolking. Zo leverde de aanhoudende oorlog Nederlandse aandeelhouders zelfs winst op. Daarmee wordt het ontstaan van beide handelscompagnieën en hun wereldwijde handelsnetwerk verklaard vanuit de strijd tegen Spanje die tot 1648 voortduurde.
Intussen zag Engeland met lede ogen aan hoe Nederlandse schippers het Europese goederenverkeer domineerden. In 1649 vaardigden zij wetten uit om hun eigen koopvaardij te beschermen. Dat leidde tot een reeks van gewapende conflicten tussen de voormalige bondgenoten. De oorlogen tegen Engeland in 1652-54, 1665-67 en 1672-74 waren een krachtmeting tussen twee maritieme naties die streefden naar hegemonie op zee voor hun omvangrijke koopvaardijvloot. Dit leidde in de Republiek tot de opbouw van een permanente oorlogsvloot, in de tentoonstelling uitgebeeld met scheepsmodellen, een kanon en schilderijen van verschillende zeeslagen.
maritieme cultuur
De grote rol van de scheepvaart in het leven van veel inwoners van de Republiek leidde tot het ontstaan van een maritieme cultuur. Kooplieden, zee-officieren en kapiteins gaven kunstenaars opdracht schilderijen te maken van hun schepen op verre kusten of tijdens succesvolle zeeslagen. Een nieuw genre – de zeeschilderkunst – ontstond met vader en zoon Van de Velde als meest beroemde exponenten. De taal werd verrijkt met uitdrukkingen uit de scheepvaart en reisverhalen werden bestsellers. De rijksten zochten zelfs voor hun plezier het water op; ze zeilden in een jacht naar hun buitenhuis of voeren mee in spiegelgevechten die voor staatshoofden werden georganiseerd.
geen gouden eeuw
In Republiek aan Zee wordt bewust de term ‘gouden eeuw’ niet gebruikt, voor het museum een duidelijke breuk met het verleden. Het is een term die negentiende-eeuwse Nederlanders aan de periode gaven. Europese handelaren vochten zich letterlijk een weg naar Azië en dwongen ongunstige voorwaarden af. Ook de Republiek maakte zich volop schuldig aan openlijk geweld, uitbuiting en racisme. In de tentoonstelling wordt dit op meerdere manieren benadrukt. Op zowel het portret van admiraal Cornelis Tromp door Ferdinand Bol als van admiraal Gillis Schey door Jan Weenix is een zwarte man afgebeeld wiens aanwezigheid in de literatuur vaak is genegeerd.
De scheepvaart wekte in Europa een onstilbare honger naar producten die van ver kwamen en vergrootte wederzijds de kennis over culturen en gewoonten die tegelijkertijd als vreemd en exotisch werden ervaren. Dat wordt in de tentoonstelling gesymboliseerd door een bord van Chinese makelij met daarop een Europese driemaster. De komst van deze schepen leidde in Azië tot uiteenlopende reacties. Japan en Korea sloten hun grenzen om ongewenste culturele en religieuze invloeden buiten te sluiten. Europeanen werden er gevangen of gedood. Andere landen juichten de mogelijkheden voor handel toe, maar hielden de vreemde kooplieden liever op afstand. De Europese driemaster stond daarmee symbool voor culturele uitwisseling en handel, maar ook voor bedreiging en verandering.
continuïteit en verandering
Rond 1700 was de bloeitijd van de Republiek voorbij. Dat betekende niet dat het slecht ging met het land. Nederlandse schippers bleven de goederenvervoerders van Europa. De handel in graan uit de Oostzee, die zo belangrijk was voor de Republiek dat het de moedernegotie werd genoemd, bleef stevig in Nederlandse handen. De VOC maakte nog winst, maar ondervond meer concurrentie van andere Europese kooplieden. De WIC had grote moeite haar monopolie te beschermen.
De tweede helft van de achttiende eeuw was een roerige periode. Het uitbreken van de Vierde Engelse Oorlog in 1780 maakte in één klap duidelijk dat de gloriedagen van De Ruyter en Tromp tot het verleden behoorden. Bij de Doggersbank hield de vloot nog stand, maar die kon niet voorkomen dat Nederlandse havens werden geblokkeerd en VOC-forten werden veroverd. In de Republiek nam de sympathie voor Frankrijk toe. Toen in 1789 in Parijs een revolutie uitbrak, had deze ook in de Republiek aanhangers, die zich patriotten noemden. In 1795 trok het Franse leger de Republiek binnen. De stadhouder vluchtte naar Engeland, koopvaarders werden op zee en in havens overmeesterd, de VOC ging ten onder; het betekende het einde van de republiek aan zee.
koninkrijk achter de duinen
De tentoonstelling sluit af met een vooruitblik. In 1813 werd de Prins van Oranje als koning Willem I van Nederland gekroond. Hij begon energiek aan de wederopbouw van zijn nieuwe koninkrijk en stimuleerde handel en industrie, bijvoorbeeld met de oprichting van de Nederlandse Handels-Maatschappij die in Azië de plaats innam van de opgeheven VOC. De maatregelen van Willem I zorgden voor een tweede bloeitijd van de Nederlandse scheepvaart, maar gingen ten koste van de bewoners van Indonesië en Suriname. Tot 1863 werkten de kinderen van tot slaaf gemaakte Afrikanen nog steeds in dwangarbeid op de plantages.
Als symbool van het nieuwe koninkrijk liet Willem I een gouden sloep bouwen; een dergelijk majestueus vaartuig hoorde bij een koninkrijk én zeevarende natie. Het model van deze Koningssloep in de tentoonstelling vormt een bruggetje naar buiten waar in het boothuis de echte sloep te zien is. Daarmee wil Republiek aan zee vooral ook een inleiding zijn op de museumcollectie en deze thematisch meer met elkaar verbinden.
Auteur: Jeroen van der Vliet, senior conservator