Het lijken prachtige exotische armbanden uit een ver en vergeten verleden maar schijn bedriegt: achter de zogenoemde manilla’s schuilt een aangrijpend verhaal.
Lange tijd waren de ringen namelijk een harde valuta. Met behulp van deze voorwerpen - die voor ons een geringe waarde lijken te hebben - werden mensen verhandeld. Het is voor ons misschien moeilijk voor te stellen, maar in de vroegmoderne tijd was deze ruilhandel schering en inslag.
De Portugese zeelieden waren in de zestiende eeuw de eerste Europeanen die op de West-Afrikaanse kust handeldreven. Daarbij maakten zij geen gebruik van muntgeld, maar van de spreekwoordelijke ‘spiegeltjes en kralen’. Hun assortiment van ruilgoederen bevatte ook metalen armringen of zogenoemde manilla’s. Onterecht worden deze voorwerpen soms bestempeld als slavenarmbanden. Hoewel deze ringen wel degelijk met mensenhandel te maken hebben, werden ze zelden gedragen. De manilla’s dienden voor de Europeanen als betaalmiddel bij de inkoop van tot slaaf gemaakte Afrikanen.
Het woord manilla komt van het Portugese manilha, wat armring betekent. Aanvankelijk werden de voorwerpen dus ook geproduceerd met de bedoeling om als sieraad gedragen te worden. In de handel met Afrika verloor de manilla deze functie echter compleet. De meeste ringen die voor de Afrikaanse markt werden vervaardigd, waren te klein om gedragen te kunnen worden. Zo passen ook de manilla’s uit de collectie van Het Scheepvaartmuseum nauwelijks om een kinderpols, de kleinste ring (2014.0323) meet slechts 1,3 x 5,3 x 5,9 centimeter.
De eerste manilla’s werden gegoten in koper of messing en geproduceerd in Duitsland, Oostenrijk en Hongarije. De Portugezen importeerden de ringen in grote hoeveelheden over land om ze vervolgens te gebruiken in hun overzeese handelsnetwerk. De afzetmarkt van de manilla’s lag in het kustgebied van de Golf van Guinee: het huidige Ghana, Togo, Benin en Nigeria. De aantallen die verscheept werden naar dat gebied waren niet mis, in de periode van 1504 tot 1507 werden alleen al naar het Portugese slavenfort São Jorge da Mina, ook bekend als Elmina, honderdduizend manilla’s gebracht. Een volwassen persoon kostte in Benin in de jaren negentig van de vijftiende eeuw twaalf tot vijftien grote manilla’s.
Naarmate de Portugese vraag groeide, stegen ook de prijzen snel, in 1517 werden er al 57 grote manilla’s voor een volwassene neergelegd. De ringen werden door de Afrikaanse bevolking gebruikt als betaalmiddel en vormden daarmee een onmisbaar onderdeel van de economie. Een groot deel van de ringen werd echter omgesmolten tot andere voorwerpen. Zo maakte de lokale bevolking van Benin van koperen en bronzen manilla’s kunstvoorwerpen. Deze dienden als geschenk voor de Oba, hun vorst. Ook werden manilla’s omgesmolten tot allerhande gebruiksvoorwerpen.
Toen andere Europese landen het Portugese voorbeeld volgden en zelf handel gingen drijven op de West-Afrikaanse kust, kregen ook zij de ringen in het vizier. Frankrijk, Engeland en Nederland voegden de ringen toe aan hun handelswaar, die verder onder andere bestond uit textiel, wapens, glaskralen, schelpen, alcohol en tabak.
Pieter de Marees, de eerste Nederlandse reiziger die de handel op de kust van West-Afrika beschreef, gaf al aan dat de Nederlanders de manilla’s gebruikten in de handel met de lokale bevolking. Tussen 1600 en 1602 schreef De Marees over de Nederlandse kooplieden in Benin-stad: ‘Tinnenwerck gebruycken sy ooc altemets, als tinne arm ringen, maer niet in groote menichten (…)’. Blijkbaar was het Nederlandse aandeel in de manillahandel aanvankelijk niet zo omvangrijk als dat van de andere Europese landen.
Later zouden de West-Indische Compagnie (WIC) en ook de particuliere Middelburgsche Commercie Compagnie (MCC) de mensenhandel gedeeltelijk met de metalen ringen financieren. Zo is er op een marktbrief van de WIC uit 1713, verstuurd vanaf de kust van Guinee, te zien dat er om toezending van ‘vier pond gladde armringen’ en ‘vier pond ruwe armringen’ werd gevraagd. Uit de cargazoenboeken van de MCC - overzichten van de verscheepte handelswaar en diens bestemming - blijkt dat de ringen ook bij dit bedrijf veelvuldig deel uitmaakten van de scheepslading voor Afrika. Bij de aankoop van een slaaf werden grote en kleine manilla’s gecombineerd, en soms werden er ook andere producten aan de som handelswaar toegevoegd.
Tot voor kort werd aangenomen dat de manilla’s vooral met de Atlantische handel te maken hadden. Een vondst van enkele manilla’s in het wrak van het VOC-schip Batavia, dat verging voor de Australische kust, doet echter vermoeden dat het afzetgebied groter was dan voorheen werd gedacht. Het is goed mogelijk dat de manilla’s ook een rol speelden bij de mensenhandel in Azië, verder onderzoek moet dit uitwijzen.
Door de eeuwen heen zijn er enorme hoeveelheden manilla’s geproduceerd. Zo veel zelfs dat ze in de loop van de tijd een algemeen geaccepteerd betaalmiddel werden in West-Afrika. Het Britse koloniale bewind in Nigeria deed in 1902 een poging van de manilla’s af te komen door de import ervan te verbieden. In 1948/1949 werden de ringen als betaalmiddel uitgebannen en gebood de regering de Nigerianen om de manilla’s om te ruilen voor muntgeld. Veel Nigerianen hielden echter een deel achter de hand. Die ringen werden omgesmolten in producten die meer waard waren, zoals dat al eeuwen werd gedaan.
De voorwerpen, die de prijs van een mensenleven vertegenwoordigden, herinneren ons aan een beladen geschiedenis en laten de keerzijde van de Europese handel onverbloemd zien. Het Scheepvaartmuseum heeft drie manilla’s in de collectie.
Auteur: Geke Burger
Dit artikel verscheen eerder in Vind Magazine en in Zeemagazijn, het tijdschrift van Het Scheepvaartmuseum.