Inclusie, diversiteit en meerstemmigheid; het zijn belangrijke thema’s die de boventoon voeren in het huidige museale debat, zo ook voor onze collectie. In dit artikel doen we verslag van een mondelinge-geschiedenisproject over LHBTI+-cultuur aan boord van Nederlandse koopvaardijschepen in de jaren ’50 tot ’80.
een meerstemmige en veelkleurige koers: het mondelinge-geschiedenisproject LHBTI+-cultuur op Zee
Het Scheepvaartmuseum heeft steeds meer aandacht voor thema’s als inclusie, diversiteit en meerstemmigheid, die als een rode draad door onze missie en visie lopen en ten grondslag liggen aan bijvoorbeeld publieksprogrammering en collectievorming. Met een ‘open cultuur, aandacht voor inclusie en publieksparticipatie’ grijpt het museum maritieme ontwikkelingen uit het verleden aan om actuele maatschappelijke debatten – onder meer met betrekking tot (culturele) diversiteit – te stimuleren en vanuit de collectie te belichten. Een mooie ambitie, maar hoe wordt hier in de praktijk vorm aan gegeven? In dit artikel doen we verslag van een op stapel staand mondelinge-geschiedenisproject over LHBTI+-cultuur aan boord van Nederlandse koopvaardijschepen in de jaren ’50 tot ’80. Een project waarbij we uw hulp goed kunnen gebruiken.
mondelinge geschiedenissen
Het Scheepvaartmuseum zet dus koers naar een meer inclusieve en meerstemmige interpretatie van het maritieme verleden. Binnen het domein van de collectievorming – wat bewaren voor de toekomst? – betekent dit dat we actiever op zoek gaan naar objecten en verhalen die buiten het dominante narratief liggen; dat kunnen bijvoorbeeld objecten en verhalen zijn van groepen die tot op heden geheel of grotendeels buiten de algemene geschiedschrijving zijn gebleven. Door veel breder te verzamelen wil het museum meer recht doen aan de veelzijdigheid van het maritieme verleden in de hoop er een genuanceerder beeld van te kunnen schetsen. Hoe meer mensen zich in die bredere schets herkennen, hoe beter.
Mondelinge geschiedenissen, verhalen van mensen uit de eerste hand, kunnen een wezenlijke rol spelen bij het (letterlijk) meerstemmig maken van de collectie. Persoonlijke verhalen van zeevarenden en havenarbeiders bijvoorbeeld, tonen aan op welke uitlopende manieren het leven van zoveel verschillende individuen is verbonden met de maritieme wereld, waar die misschien niet met objecten kan worden toegelicht. Niet voor niets vormen mondelinge geschiedenissen daarmee een nieuw speerpunt binnen de verzamelplannen van het museum.
de zeeman: masculien en losbandig?
Traditioneel wordt de scheepvaart beschouwd als het domein van stoere, masculiene zeelieden. De zeeman is verankerd in stereotypen en wordt neergezet als een zedeloos en losbandig figuur met als onvermijdelijke parafernalia alcohol, tatoeages, tabak en vrouwen.
Met het mondelinge-geschiedenisproject LHBTI+ op Zee, dat begin dit jaar werd gestart, neemt het museum deel aan een relatief recente beweging binnen de maritieme geschiedschrijving die afstand neemt van dit stereotiepe beeld en de lens richt op onder meer non-normatieve zeevarenden, dit zijn bijvoorbeeld zeelieden die zich als niet-hetero en niet-cisgender identificeren. Cisgender wil zeggen dat iemands genderidentiteit overeenkomt met iemands geboortegeslacht. Het project richt zich nadrukkelijk op gay, bi- en trans bemanningsleden aan boord van Nederlandse koopvaardijschepen in de jaren ’50, ’60 en ’70, die het museum aan het woord wil laten. Door middel van het project wil het museum onderzoeken of (sommige van) deze schepen plekken zijn geweest waar bemanningsleden konden experimenteren met hun seksualiteit en/of genderidentiteit.
Het project wordt uitgevoerd in het kielzog van eerdere studies in het Verenigd Koninkrijk en Zweden. Het baanbrekende Hello Sailor!: The hidden history of gay life at sea van Jo Stanley en Paul Baker verscheen in 2003. De Zweedse socioloog Arne Nilsson borduurde voort op hun studie en onderzocht de Zweedse context in 2006. Uit beide, eveneens op mondelinge geschiedenissen gebaseerde, onderzoeken blijkt dat er in deze periode op (sommige) Britse en Zweedse koopvaardijschepen een tolerant klimaat bestond waarin bemanningsleden ‘out’ en ‘camp’ konden zijn in een tijd van discriminatie en stigmatisering aan wal. Niet eerder kwam dit fenomeen in de maritieme geschiedenis zo aan het licht.
Tussen 1950 en 1980 bestond de bemanning van koopvaardijschepen, net als nu, hoofdzakelijk uit mannen. Van het personeel dat werkzaam was binnen de civiele dienst van het schip was een aanzienlijk deel homoseksueel, zo stellen de Britse en Zweedse auteurs. Vergeleken met vrachtschepen vormden zij aan boord van passagiersschepen een relatief grote groep binnen de bemanning. Zij hadden doorgaans servicegerichte functies als purser, ober of barman en verschilden in hun seksuele geaardheid of het uiten van feminien gedrag met hun collega’s van de dek- en machinedienst. Een ruimtelijke (en dus fysieke) scheiding tussen deze groepen bestond door de indeling van kantines en hutten, die zich voor elke sectie van de bemanning op een andere locatie op het schip bevonden. Die scheiding zorgde er mede voor dat zich onder bepaalde (LHBTI+) bemanningsleden van de civiele dienst een gezamenlijke identiteit kon vormen die kan worden omschreven als een subcultuur. Een sterk gevoel van gedeelde identiteit en community uitte zich in het organiseren van feesten, optredens en modeshows; activiteiten waarin crossdressing een belangrijke rol speelde.
Nederlandse LHBTI+ bemanningsleden: een oproep aan u
Bestond in deze periode ook op (sommige) Nederlandse koopvaardijschepen een LHBTI+-subcultuur en was deze vergelijkbaar met die op Britse en Zweedse schepen uit het onderzoek? Welke factoren (ook aan wal) zorgden ervoor dat deze subcultuur wel of niet ontstond aan boord van Nederlandse schepen? Dit zijn vragen die het museum door middel van het mondelinge-geschiedenisproject LHBTI+ op Zee graag wil beantwoorden. Op verschillende kanalen zijn oproepen geplaatst aan oud-bemanningsleden om hun verhalen over LHBTI+-cultuur aan boord met ons te delen. Hun belangrijke geschiedenissen willen we veiligstellen voor toekomstige generaties. Dit betekent dat de audiobestanden van de interviews en de volledige transcripties hiervan duurzaam (en indien gewenst geanonimiseerd) in de collectie van het museum worden opgenomen.
De reacties die we tot nu toe hebben mogen ontvangen, lijken inderdaad te wijzen op een onderscheid tussen de werelden van homo- en heteroseksuele zeevarenden. Ook lijkt de seksuele revolutie eind jaren ’60 zijn weerslag te hebben op het leven op zee. Zo vertelt een oud-bemanningslid dat ‘een homo aan boord’ begin jaren ‘70 geen probleem meer was, maar ‘nieuw’ was het wel. Naarmate er meer verhalen worden gedeeld, kan een steeds nauwkeuriger en genuanceerder beeld worden geschetst van een (eventuele) LHBTI+-cultuur aan boord van Nederlandse koopvaardijschepen in de jaren ’50 tot ’80.
Auteurs: Sara Keijzer & Bob van de Poll
oproep aan oud-bemanningsleden van koopvaardijschepen in de jaren ’50, ’60 en ’70
Hebt u in de jaren ’50,’60 of ’70 bij de koopvaardij gevaren en kent u verhalen over LHBTI+-cultuur aan boord van schepen? Het Scheepvaartmuseum in Amsterdam is voor een mondelinge-geschiedenisproject op zoek naar mensen die hun verhalen over dit onderwerp willen delen.
Het museum wil de belangrijke verhalen van gay, bi- en transbemanningsleden vastleggen voor de toekomst. Misschien koos u bewust voor een baan op zee in een tijd van uitsluiting aan wal? Was het schip een plek waar u uw identiteit op een vrijere manier kon beleven? Welke cultuur heerste er? Bevond u zich tussen gelijkgestemden?
Mocht u bereid zijn ons te helpen, dan zouden wij graag met u in contact treden. Uw anonimiteit wordt, indien gewenst, uiteraard volledig gerespecteerd.
Voelt u zich vrij om voor 30 mei 2022 contact met ons op te nemen om verder te praten. We kijken ernaar uit u te ontmoeten.
oralhistory@hetscheepvaartmuseum.nl
Sara Keijzer | Bob van de Poll: +31 20 5232317