/>

De Tweede Wereldoorlog was de eerste oorlog die op álle flanken groots werd uitgevochten. Zowel ter land, ter zee als in de lucht zocht men elkaar op. De luchtaanvallen op Europese steden brachten grote schade toe. Maar hoe groot was het gevecht op het water? Onderzeeërs, goederen konvooien en marine fregatten gingen de strijd met elkaar aan om de vechtende landen bevoorraad te houden. En dat was niet zonder gevaar.

De onzichtbare dood

Een U-boot. De naam U-boot komt letterlijk van de Duitse benaming: Unterseeboot. Het waren de Duitsers die tijdens de Eerste Wereldoorlog het dodelijk potentieel van een onderzeeër inzagen én in uitvoering brachten. Het grootste technische obstakel was de langdurige zuurstofvoorziening en aandrijving onder water; maar het concept an sich stond toen al als een huis. Al in 1915 lieten de Duitsers zien hoe gruwelijk gevaarlijk de onzichtbare U-boot kon zijn. De torpedering van het Britse passagiersschip Lusitania zorgde voor de dood van meer dan duizend mensen; en er zouden in die oorlog nog veel meer schepen worden vernietigd door het onderzeebootwapen.

Penning uit 1915 die de torpedering van de Lusitania visualiseert. De boeg komt los uit het water.


Ter land ter zee en in de lucht

Meer dan twintig jaar later stond Europa aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog. Hitler besefte zich maar al te goed dat transport over zee tussen Groot-Brittannië en Rusland cruciaal was voor de toevoer van bevoorradingsgoederen voor de geallieerden. Deze oorlogsvoering was een soort 'Ter land ter zee en in de lucht' spelletje geworden. De geallieerden bogen zich over het vraagstuk: hoe bescherm je een vloot tegen gevaar van boven en onder? Hitler vroeg zich op zijn beurt af hoe hij in de aanval kon. Een sterke luchtmacht had hij al. Een onderzeevloot moest daarom snel volgen om de zee en dus de goederen toestroom te kunnen blokkeren.

Een Amerikaans vrachtschip op weg naar Moermansk in Rusland wordt geraakt door een Duitse luchtaanval. Het schip explodeert ter plekke en brandt volledig uit. 1942. Foto collectie Het Scheepvaartmuseum.

Hitler liet in totaal zo'n 1200 U-boten bouwen die heer en meester waren op de Atlantische Oceaan; er bleven weinig veilige vaarroutes over voor de geallieerde schepen. Daarom voeren de schepen al snel in een grotere vloot: in een konvooi konden de transportschepen beschermd worden door oorlogsschepen en was de kans groter dat de schepen op de plek van bestemming zouden komen. Het idee van konvooi varen stamt al uit de zeventiende eeuw, waar Michiel de Ruyter de kracht van een grotere en verenigde vloot al ontdekte in zijn oorlogen tegen de Engelsen.

Goud in de golven

In april 1942 vertrok de Britse lichte kruiser HMS Edinburgh uit de haven van Moermansk in Rusland om een konvooi terug naar Groot-Brittannië te begeleiden. Het schip was zwaar bewapend, had 750 man aan boord en kon een topsnelheid van 32 knopen bereiken! Een snelheid die vandaag de dag nog steeds vergelijkbaar is met moderne schepen.

Die snelheid kwam goed van pas, want de Edinburgh had een zeer bijzondere en vooral kostbare lading. In de bommenruimtes van het schip bevond zich een fortuin: het was Stalins betaling voor wapens geleverd door Groot-Brittannië. Er lagen 93 kisten met 4.5 ton puur goud aan boord! De Edinburgh, werd al snel gespot door Duitse luchtverkenners die op hun beurt de informatie doorspeelden aan onderzeeërs die er voor moesten zorgen dat de schepen Groot-Brittannië nooit zouden bereiken. Wat volgde was een kat-en-muisspel dat zich in de ijskoude wateren van de noordelijke Atlantische Oceaan afspeelde.

Raak of niet?

De Edinburgh werd op 30 april aan stuurboordzijde geraakt door een torpedo van U-boot 456. Het schip begon direct over te hellen, waardoor water binnenstroomde. De waterdichte tussenschotten van verschillende compartimenten werden gesloten, waardoor de bemanning de schade probeerde te beperken. Helaas joegen zij daarmee een aantal van hun collega's de dood in: met gesloten tussenschotten en stijgend water konden zij niet ontsnappen aan het steenkoude ijswater. Vervolgens raakte een tweede torpedo de achtersteven van het schip waardoor het onbestuurbaar werd. Het probeerde terug te keren naar de haven van Moermansk, maar binnen een paar dagen zouden de onderzeeërs terugkomen voor een laatste massieve aanval. Op 2 mei waren de Duitsers terug met drie torpedobootjagers. Een Z-24 raakte wederom het schip met een torpedo. De Z staat voor Zerstörer, oftewel, vernietiger. Raak schieten met een torpedo was trouwens nog best een kunstje. De ontsteking werkte op impact, of op tijd. Dat betekende dat je nauwkeurig moest berekenen wanneer de torpedo moest ontploffen. Als je hier vijf seconde naast zat, mistte de torpedo het schip en spookte zo nog enige tijd door de oceaan zonder zijn doel terug te vinden. Bij de aanval met de Z-24 lieten 53 Britse bemanningsleden het leven. De overlevenden stapten van de Edinburgh over op de andere aanwezige schepen uit het konvooi, maar niet voordat zij het blinkende geheim naar de donkere zeebodem zouden sturen…

Een Duitse U-boot van de Kriegsmacht. Ook wel Walfischboot genoemd. 1915.


Grafschennis op grote diepte

De Britten lieten de Edinburgh met opzet afzinken. Het schip kwam op een diepte van 245 meter in de Barentszzee tot stilstand voor de Russische kust waar het de hele Tweede Wereld Oorlog in eenzaamheid zou doorbrengen. In de jaren die volgden zou de interesse in het Engelse schip weer oplaaien. In 1957 benoemde de Engelse regering het gezonken schip tot oorlogsgraf. Een slimme zet, want dit zorgde wettelijke bescherming tegen schat-duikerij. In de tweede helft van de jaren zeventig begonnen de Britten zich enigszins zorgen te maken over de buit die verstopt lag in het schip. Zouden de Russen er mee aan de haal gaan?

Samen delen

Kortom: de buit moest geborgen worden. Het duiken was begonnen. Het bergingsbedrijf dat de opdracht kreeg wilde meedelen in de winst omdat zij een technisch zware operatie moesten bekostigen. En wel voor 45%! De duikers die de berging van het goud moesten vlottrekken werden in 1981 in een soort mini onderzeeër naar beneden gebracht, die ook gevuld was met water. Zo werd het tijdrovende decompressie component bij elke duikpoging verkort en konden de duikers eén voor eén van ploegendienst wisselen zonder acclimatisatie problemen. Een vernuftig proces. Dat was niet de enige verdeling die gemaakt moest worden. Volgens de oorspronkelijke verzekeringspapieren maakten de Russen ook voor twee derde aanspraak op het bedrag. Op zeven oktober 1981 werden, op 34 na, alle goudstaven van Stalin geborgen. De waarde was toen zo'n 43 miljoen Britse ponden.

De geschiedenis bewijst maar weer: wie wat bewaart, die heeft wat. Behalve Stalin. Voor hem kwam het zo'n dertig jaar te laat.

Auteur: Marleen Manneke.

Auteur: Marleen Stavenuiter – Het Scheepvaartmuseum.
Bron: Atlas van scheepswrakken en schatten. Nigel Pickford. 1994.