Bij het Oosterdok, het afgesloten water aan de oostzijde van Centraal Station tussen de Oostelijke Eilanden en de Prins Hendrik Kade, sta je op een bijzondere plek. 1.000 jaar geleden had je hier niet alleen natte voeten gehad, maar was je waarschijnlijk ook kopje onder gegaan. De regio bestond uit een drassig veenlandschap en de stormvloeden in de tweede helft van de 12e eeuw maakten het zoute IJ groter en breder. Mogelijk is toen het water van het huidige Oosterdok ontstaan.
Amsterdam: verbonden door water
Op zoek naar een veilige plek tegen overstromingen vestigde men zich rond de riviermond van de Amstel, waar een dam werd gebouwd. De naam van de stad was geboren. Het gebied ontwikkelde zich snel vanwege de strategische ligging. De stad was zowel met binnenwater als met groter water, zoals de Amstel, het IJ en de voormalige Zuiderzee, verbonden hetgeen scheepvaart vanzelfsprekend maakte. De stad bloeide pas echt op door een besluit in 1275 waarbij werd besloten dat inwoners kosteloos over de Hollandse rivieren mochten varen: een vrijbrief voor de handel. Amsterdam werd een levendige haven- en handelsstad. De bedrijvigheid vond vooral plaats rondom de Dam, het Damrak en de kop van de Zeedijk. Aan het noordelijk uiteinde van de Amstel ontstond de binnenhaven, dit was de plek waar vissersboten en handelsschepen samen kwamen.
Groeiende scheepswerven
De stad was volop in ontwikkeling en groeide explosief. De nautische activiteiten verplaatsten zich langzaam richting het IJ. De Amsterdammers richten inmiddels ook hun pijlen op overzeese handel en hier waren grotere en meer zeewaardige schepen voor nodig. Aan het einde van de zestiende eeuw verlegde het zwaartepunt van de scheepsbouw zich richting Marken, Uilenburg, Rapenburg en Vlooienburg, de meer oostelijke regio's van het centrum. De Admiraliteit, de toenmalige marine, vestigde zich op Uilenburg. De allereerste scheepswerf van de Verenigde Oost-Indische Compagnie, de Peperwerf, werd ingericht op Rapenburg. Midden in de 17e eeuw, ook wel de Gouden Eeuw, werden de Oostelijke Eilanden aangelegd. Uiteindelijk werd Kattenburg de plek voor de Admiraliteit, Oostenburg de plek voor de VOC en Wittenburgereiland was voor de particuliere werven.
Het Scheepvaartmuseum
De oprichting van de VOC in 1602 creëerde de tweede golf van welvaart die de stad overspoelde. Er was meer vraag naar schepen die richting Azië konden varen en deze werden in grote getalen gebouwd aan de werven in Amsterdam. Al snel bleek dat de handelsvloot beschermd moest worden door een oorlogsvloot. Na de Eerste Engelse Oorlog, (1652-1654), wilde de Admiraliteit beschikken over een eigen vaste oorlogsvloot. Hier moest een basis voor komen met een eigen magazijn, werkplaatsen en een eigen werf. In 1655 werd de eerste steen gelegd voor 's Lands Zeemagazijn, de thuisbasis voor de Admiraliteit en het huidige Scheepvaartmuseum. Langzaam kreeg het land voorrang op het water en werd het IJ steeds kleiner ten gunste van de scheepsbouw.
Nautisch kwartier
In 1828 werd besloten dat er dijken en sluizen rondom het Oosterdok zouden worden gebouwd. Zo werd de haven ook met eb toegankelijk voor de scheepvaart. Het Oosterdok werd op die manier een afgesloten binnenwater. Het werd op merkwaardige wijze ingeluid: het eerste schip dat door de nieuwe Groote Sluis voer richting het Oosterdok was de J.C.J. van Speijk. Het schip was onderdeel van de begrafenisstoet van luitenant-ter-zee Van Speijk, die kwam te overlijden in Antwerpen en per schip naar zijn praalgraf werd vervoerd in de Nieuwe Kerk. Het Oosterdok bleef het toneel van bijzondere momenten, mensen en bedrijven. Ook de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot Maatschappij en de Kweekschool voor de Zeevaart vestigden zich langs het Oosterdok. Maar dit kwam tot een ommekeer aan het einde van de 19e eeuw toen steeds grotere stoomschepen uit binnen- en buitenland vroegen om ander vaarwater met bijbehorende andere havens. De schippers wilden open vaarwater, meer diepgang, langere kades en een treinverbinding. Langzaam verdween de nautische bedrijvigheid in het Oosterdok. Maar dat had soms ook zijn voordelen! Vanwege de aanleg van de IJtunnel, werd in 1960 de zomer extra uitbundig gevierd aan het tijdelijke strandje van het Oosterdok aan de Prins Hendrik Kade. Het water was een speelparadijs voor de inwoners. Het bestuur van de stad gaf de voorkeur aan de ontwikkeling van het Oosterdok als woongebied en de scheepsindustrie maakte definitief plaats voor appartementen.
Varend erfgoed in de Museumhaven
In de winter van 1983 gebeurde er iets opmerkelijks: een groep enthousiaste eigenaren van historische vrachtschepen 'kraakten' de oostelijke IJtunnel pier en legde tegenover Het Scheepvaartmuseum hun schepen aan de kade. De twintig varende monumenten verenigden zich in 1985 in de Museumhaven. Het werd een plek waar gepassioneerde liefhebbers van varend erfgoed elkaar konden vinden. Vandaag de dag houden particuliere eigenaren de historische bedrijfsvaartuigen in ere door er op te wonen, de schepen waar nodig te restaureren en te onderhouden. Zo blijft erfgoed én ambacht behouden in de voormalige scheepvaartbuurt. Met Het Scheepvaartmuseum voor de deur is het doel van de vereniging het in stand houden van de maritieme beleving van historische schepen. Dit wordt gedaan door kennisdeling en het organiseren van evenementen. Het Oosterdok is een bruisende, culturele haven die altijd geopend is voor het publiek. Maak een wandeling over de kade en lees op de informatiebordjes alles over de unieke historische schepen die de bezoekers van Amsterdam blijven herinneren aan de tijd van weleer.
Auteur: Marleen Manneke.