Pirates of the Caribbean heeft net zijn vijfde film gelanceerd, de piraten in de Golf van Aden halen maandelijks het nieuws en de Nederlandse marine bewaakt internationale wateren. Piraten spreken tot de verbeelding. Of moeten we spreken van kapers? En wat is eigenlijk het verschil?
Kaper: een heuse baan
Kapers en piraten. Deze twee woorden worden vaak door elkaar gebruikt, maar dat zou niet moeten. Het zijn van een kaper was in de Gouden Eeuw namelijk een echte baan in opdracht van de regering. Piraten daarentegen, waren niet in dienst van de overheid maar waren individuele goudzoekers die voeren voor hun eigen geluk. Piraten hielden er illegale praktijken op na, waar kapers binnen de kaders van de wet plunderden. Een schip dat erop uit werd gestuurd om vijandige schepen leeg te roven, mocht dat doen als hij een kaperbrief aan boord had, uitgegeven door de persoon met het hoogste gezag in het land. In die brief werd officieel toestemming gegeven voor kaperij en diende je altijd aan boord te hebben. Je zou dus kunnen zeggen dat kapers, legale piraten waren.
Koopvaart versus Kaapvaart
Het Nederland uit de Gouden Eeuw was zeer succesvol in de koopvaardij, vooral richting Azië. Handel drijven en het importeren van specerijen en porselein was het voornaamste doel en dat bracht de Republiek behoorlijke welvaart. Vooral Amsterdam profiteerde hiervan. In dezelfde tijd, was er ook sprake van actieve kaapvaardij. Aan de zuidkant van ons landje blonken vooral de Zeeuwen uit in Kaapvaart. Alhoewel er veel minder geld binnen kwam door kaapvaardij dan door de koopvaardij, bracht het toch behoorlijk wat poen en bijzondere snuisterijen in het laatje. Vooral de West-Indische Compagnie (WIC) maakte hier strategische plannen voor. Vanaf de 2e Engelse Oorlog, waren zo'n 50.000 Nederlanders betrokken bij Kaperij.
Auteur: Marleen Manneke.
Bron: dit artikel is gebaseerd op een lezing van Liesbeth Sparks, historicus en docent aan de Vrije Academie.