Duinkerker kapers vallen eind 17e eeuw keer op keer Engelse of Nederlandse schepen aan. Een grootscheepse aanval op het kapersnest Duinkerken mislukt jammerlijk. Uiteindelijk zijn het Zeeuwse en Engelse kapers, die een einde maken aan de acties van de Duinkerker kapers. Door de strategische ligging bij het Nauw van Calais was voor Duinkerken een heel geschikte basis voor kapers.
kapingen en losgeld voor de bemanning
De gereglementeerde kaapvaart was vroeger een normaal verschijnsel op zee. Alle oorlogvoerende partijen maakten er gebruik van. Zonder een vergunning werden kapers beschouwd als piraten of zeerovers. Piraterij was streng verboden. Na het begin van de Nederlandse Opstand tegen koning Filips II van Spanje in 1568 brachten Vlaamse kapers met toestemming van de koning de scheepvaart in de Noord-Nederlandse provincies veel schade toe. De kapers uit vooral Duinkerken waren met hun snelle en wendbare boten onder andere actief in Het Kanaal en langs de Vlaamse kust. Wanneer de kapers erin slaagden een schip zonder al te veel schade te veroveren namen zij het als buit mee naar Duinkerken. Alleen als het schip zwaar beschadigd was brachten zij het tot zinken, nadat natuurlijk mogelijke kostbare lading en bruikbare materialen van boord waren gehaald. De bemanning, die het enteren van hun schip overleefde, werd gegijzeld. Pas na het betalen van losgeld konden de zeelieden naar huis terugkeren.
Hij heeft gewonnen de Zilvervloot!
Na het Twaalfjarig Bestand met Spanje in 1621 besloten de Nederlanders de kapers, die met toestemming van de Spaanse koning op zee waren, met gelijke munt terug te betalen. Dat leverde weinig op en de Nederlandse aandacht verschoof daarom naar het kapen van rijke Spaanse koopvaarders in West-Indië. Zo veroverde Piet Hein in 1628 de Zilvervloot.
de Duinkerker kapers: een gevaar voor de VOC
De Nederlanders besloten in het Nauw van Calais ook tot een andere aanpak: een blokkade van Duinkerken vanuit zee. Daar kwam echter niet veel van terecht. Gelukkig kwam er in 1646 een einde aan de activiteiten in het kapersnest toen de Fransen het stadje veroverden. De rust op zee was echter van korte duur, spoedig zou de kaapvaart weer tot bloei komen. De Franse koning Lodewijk XIV verklaarde in 1672 de Republiek de oorlog. De Duinkerkers kregen van toen Lodewijk XIV de opdracht zoveel mogelijk Nederlandse schepen te veroveren. De kapers bleven daarmee een gevaar op zee voor de rijk beladen koopvaarders van onder meer de Verenigde Oost-Indische Compagnie.
de Zeeuwse kapers verslaan de Duinkerker kapers
De toestand veranderde in 1688 toen er weer een oorlog met Frankrijk uitbrak. Onder stadhouder-koning Willem III waren de Republiek en Engeland bondgenoten. De maritieme belangen van beiden landen waren gebaat bij uitschakeling van de Duinkerkers. Zelden waren hun oorlogsschepen nog opgewassen tegen de vaak overmacht van de kapers. Twee pogingen, waarvan de laatste in 1695, om het zwaar verdedigde havenstadje Duinkerken vanuit zee te vernietigen mislukten. Als laatste waren de Zeeuwse kapers aan zet. Zij wisten veel vijandelijke schepen te vernietigen. In 1697 werden de Duinkerker kapers door de Zeeuwse kapers verslagen en sloten de drie oorlogvoerende landen vrede.