Een lange afstandsrelatie is van elke eeuw. De hedendaagse communicatiemiddelen maken het alleen wel makkelijker om contact te houden. Hoe was dat voor een vrouw in 1777 waar brieven er maanden over deden om Indonesië en de schepen van de VOC te bereiken?
Om het geld naar zee
Waar liefde is, is jaloezie, vertrouwen en gemis. Aagje Luijtsen (1756-1797) kende deze gevoelens en emoties als geen ander. Zij leerde Harmanus Kikkert kennen op Texel, een belangrijke basis voor de VOC. Het was dan ook niet gek dat Harmanus ging varen.
De keuze voor de VOC was voor veel mannen weloverwogen. Het was gevaarlijk, het was eenzaam en vaak was het maar de vraag of je jaren later heelhuids terug zou keren, maar het was wel een vast inkomen. En dat maakte dat veel jonge mannen toch het ruime sop kozen.
Maanden wachten op teken van leven
Waar liefde is, is jaloezie, vertrouwen en gemis. Aagje Luijtsen (1756-1797) kende deze gevoelens en emoties als geen ander. Zij leerde Harmanus Kikkert kennen op Texel, een belangrijke basis voor de VOC. Het was dan ook niet gek dat Harmanus ging varen.
De keuze voor de VOC was voor veel mannen weloverwogen. Het was gevaarlijk, het was eenzaam en vaak was het maar de vraag of je jaren later heelhuids terug zou keren, maar het was wel een vast inkomen. En dat maakte dat veel jonge mannen toch het ruime sop kozen.
Jaloezie is niemand vreemd
Aagje was een lieve en nuchtere vrouw, maar had op onzekere dagen toch de bevestiging van haar lief nodig. Zo schreef zij tien maanden nadat haar man was vertrokken:
’Lief, wees verseekert dat ik uw getrouw zijn en van harten lief heb. Ik ben daar ten uijterst van verseekert dat gij mij ook lief hebt en getrouw zijt, zoo als gij mij ook belooft heb en daarom komt het niet eens in mijn gedagten dat gij iets doet dat mij niet souden behagen, ik vertrouw uw wel op uw woord lieve man’.
In een tweede brief schreef Aagje dat ze had gehoord dat er een knappe dame was, genaamd Aake, die veel 'manspersonen' op bezoek kreeg in een Amsterdams hoerhuis. Ze vraagt zichzelf af of er misschien toch dingen zijn die zij niet te horen krijgt: ’Straks zijt gij wat ver van mij af en dogt: mijn vrouw zal sulx nooijt ter ooren koomen'.
Overzeese zorgen
Ook maakte Aagje zich zorgen om haar man zelf. Uit liefde gaf zij haar Harmanus de bijnaam Kikkertje. En zij wist op een dag zeker dat Kikkertje ziek was geweest. ’Ik heb het aan mijn leijf kunnen gevoelen’. Ze was benauwd geweest en wist dat dit een teken was dat het niet goed ging met haar man.
Naast Kikkertje, was er ook Kokkertje. De hond van Aagje die kwam te overlijden toen Hermanus voor de tweede keer naar zee ging. Verlies en vreugde, ze beleefde alles alleen. In de laatste brief die Aagje schreef, deelde ze mede dat hun zoontje 'Uijt het land der levindige was weggenoomen en was overgegaan in het koninkkrijke der heemele'.
De brief was nat van traanen en droefheijd, en kort. Aagje brak de brief af 'want ik heb nu niet veel lust en mijn hand beeft zoo, dat ik meest niet kan schrijven'. Helaas zou later blijken dat veel van hun zes kinderen vroeg de dood zouden vinden. Aagje zelf werd ook niet oud. Zij werd slechts veertig jaar. Hermanus moest het daarna nog een lange tijd zonder haar doen, net zoals Aagje al die jaren zonder Kikkertje moest leven...
De brieven van Aagje zijn gebundeld in het prachtige boek: Kikkertje lief. Geschreven door Perry Moree en te vinden in de bibliotheek van Het Scheepvaartmuseum.
Auteur: Marleen Manneke.