/>

Het accent van de versiering van schepen lag gedurende de Middeleeuwen sterk op de achterkant. Veel schepen hadden omvangrijke kastelen op de voorsteven. Deze groeiden uiteindelijk over de voorsteven heen, zodat er geen plaats was voor andere versieringen. In de loop van de zestiende eeuw ontwikkelde zich het galjoen, de driehoekige uitbouw aan de voorsteven van waaraf de voorste zeilen konden worden bediend.

Rode leeuwen met gouden manen

Tussen 1540-1640 was de ligging van het galjoen bijna helemaal vlak. Als versiering had de leeuw inmiddels zijn intrede gedaan. Meestal was de leeuw rood geverfd, en voorzien van goudkleurige manen. Toen in scheepsbouwkundige voorschriften werd opgenomen dat de lengte van het galjoen ten opzichte van de lengte van het schip teruggebracht moest worden, zien wij de houding van de galjoensleeuw veranderen van bijna liggend naar meer rechtop staand.

Het ontstaan en verlies van het boegbeeld

Rond 1700 is het galjoen bijna geheel verdwenen. De zittende leeuw werd met de rug direct tegen de voorsteven geplaatst. Vanaf die tijd kan niet meer worden gesproken van een galjoensbeeld, maar van een boegbeeld. Naast de leeuw dienden ook andere dieren als inspiratiebron voor beeldhouwers, evenals historische en mythologische figuren. De beelden hadden inmiddels al veel van hun kleur verloren. Zij bleven vaak witgeschilderd. In de loop van de 19de eeuw verdween het boegbeeld grotendeels. Steeds vaker eindigde de boeg van een oorlogsschip in niet veel meer dan een krul, of in een veel kleiner beeld.

Griekse en Romeinse oudheden

Dikwijls verwees de spiegelversiering naar de naam of herkomst van het schip. Het kwam voor dat bewindhebbers van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) aan het schip de naam van hun (tweede) woning gaven. Bijvoorbeeld Huis Te Spijk. Een geschilderd stadsprofiel als versiering was een verwijzing naar het stadsbestuur als opdrachtgever voor de bouw. Andere decoratieve stukken zijn hoekmannen. Deze beeldsnijwerken, geplaatst aan weerszijden van de spiegelversiering (achterzijde schip) verbeelden figuren uit de Griekse en Romeinse Oudheid. Ook allerlei kleinere beeldjes zoals dierenkoppen en zeemonsters verschenen op de spiegels.

Versierde roeren en Bijbelse beelden

Bij de kleinere schepen is de verscheidenheid aan snijwerk op het achterschip groter. De achterkant van het roer kon versierd zijn met uit het water naar boven klimmende dieren: otters, bevers, slangen. De bovenkant van het roer was versierd met een roerkop of een roerklik. Roerkoppen en roerklikken zijn er in vele soorten en maten. Het Admiraaltje, Flora, Mercurius, de Turk en de liggende leeuw komen vaak als versiering voor. De grotere kustvaarders hadden aanmerkelijk grotere roerkoppen. Deze kregen het formaat van schegbeelden. Aan het roer is de vlaggenstokhouder bevestigd. Bij beurtvaarders bevindt zich vlak voor het roer het hekkebord of hakkebord. Op een enkele uitzondering na verwijst het snijwerk naar Bijbelse verhalen. De halve-maanvormige stukken hout bestaan uit een brede band versieringen boven op deze band, en een uitgesneden (religieuze) voorstelling in het hart. Aan de achterkant van het hakkebord kunnen soms de stadswapens worden gevonden van de steden waartussen de beurtschipper heen en weer voer.

Tentoonstelling over 'Scheepsornamenten'

Bekijk de scheepsversieringen in de tentoonstelling Scheepsornamenten.