Pas in 1929 werd in Monaco tussen diverse landen vastgelegd dat de zeemijl, of liever de international nautical mile, 1.851,8 meter telt. De tegenwoordige zeemijl is dus korter dan de vroegere Engelse zeemijl (1.853 meter) en Engelse landmijl (1.609 meter). Hoe was het dan voor 1929?
Onderzoek leert dat de invoering van de zeemijl eind 16de eeuw alles te maken heeft met de invoering van de handlog, die werd gebruikt voor het meten van de afgelegde afstand aan boord van schepen. Belangrijk om mede te bepalen waar je bent. Een belangrijke rol in de geschiedenis is weggelegd voor de Leidse hoogleraar Willebrord Snellius (1580 - 1626).
Knopen tellen per minuut
Eén van de gereedschappen die de schepen van de Verenigde Oostindische Compagnie voor de navigatie aan boord hadden was de handlog. Alleen duurde het relatief lang voordat de log bij de VOC werd ingevoerd. De handlog is vermoedelijk een Engelse uitvinding van omstreeks 1574. De handlog is een houten cirkelvormig of driehoekig plankje, dat aan een kant verzwaard is met lood zodat het recht op in het water staat. Het logplankje zit vast aan een lang touw, ook wel de loglijn of 'gissinglijntje' genoemd. Op regelmatige afstanden van elkaar zijn op het touw knopen aangebracht. Als het schip vaart kan de log over boord gezet worden en telt men het aantal knopen dat de loglijn uitloopt gedurende een kwart of de helft van een minuut. Aan de hand van het 'aantal knopen' dat men voer, kon de afstand berekend worden dat een schip per etmaal aflegde.
Het handlog als standaard meetinstrument
Het zou nog decennia duren voordat op Nederlandse schepen het log werd gebruikt. De zeelieden gebruikten liever manieren waar mee ze vertrouwd waren: het gissen of schatten van de afgelegde afstand. Daar kwam pas verandering in toen er een nieuwe manier kwam om de loglijn in te delen. De snelheidsmaat 'knoop' staat sindsdien voor een mijl per uur. De wiskundige Willibrord Snellius kwam namelijk in 1615 door een 'graadmeting' tussen Alkmaar en Bergen op Zoom tot de conclusie dat één breedtegraad van de wereldbol 22.800 Rijnlandse roeden telde. Het getal gedeeld door 15 leverde één Duitse mijl op. Hij publiceerde zijn bevindingen in de Latijnse taal onder de titel Eratosthenes Batavus. In 1622 deed Snellius zijn berekeningen nog eens over. Zijn bevindingen werden gebruikt bij de navigatielessen van de VOC. De nieuwe indeling van de loglijn aan de hand van de Duitse mijl maakte het beter mogelijk de afgelegde afstand vast te stellen. Het zou echter nog tot 1655 duren voordat bij de Compagnie het handlog en het rekenen in knopen of zeemijlen algemeen werden gebruikt.
De ‘nautical mile’ werd breed geaccepteerd
Rond 1790 was het log in gebruik bij de schepen van de VOC en de oorlogsvloot. Inmiddels waren er natuurlijk ook andere instrumenten, zoals de octant en de graadboog, om de plaats op zee te bepalen. Het gebruik van het handlog, aangevuld door het 'gissen' bleven belangrijk. Ondertussen gebruikten verschillende landen nog steeds een andere definitie van 'zeemijl'. Bij de invoering van het metrieke stelsel in Frankrijk in 1795 werd bepaald dat de Engelse zeemijl gelijk was aan bijna 1.852 meter. Terwijl tegelijkertijd de 'admiralty mile' of 'nautical mile' van de Engelse marine iets meer dan 1.853 meter telde. Weliswaar een gering verschil, maar op grote afstanden over zee enorm. Hierin kwam pas verandering toen in 1929 alle landen besloten om de nautical mile officieel vast te stellen om 1.851,8 meter.
Het bolletje rond gerekend
De huidige international nautical mile (de zeemijl) is op de volgende berekening gebaseerd: de aarde heeft men verdeeld in 360 lengtegraden. Op de evenaar komt één lengtegraad uit op 40.000 gedeeld door 360, dat is 111,11 kilometer. Elke lengtegraad is weer verdeeld in 60 lengteminuten. Eén lengteminuut is dus 1851,8 meter.
Auteur: Marleen Manneke.